Mosel en de rieslingdruif
Hoogtepunten in de wijnbouw aan de Mosel waren de 3e en 6e eeuw. Er werd toen gemiddeld 120 ltr. wijn per hoofd van de bevolking gedronken. Rond 1600 werd er aan de Mosel 300.000 hectare wijn verbouwd, alle soorten druivenrassen maar hoofdzakelijk blauwe druiven. Tegenwoordig wordt er 6.000 hectare waarvan 5.500 hectare riesling verbouwd.
De grote omslag naar riesling werd bewerkstelligd door de Aartsbisschop van Trier, Prins Clemens Wenceslauw van Saksen ( 1739- 1812 ). Hij gaf de wijnboeren aan de Mosel 6 jaar de tijd om over te stappen op de rieslingdruif. Dit is een afstammeling van Heunisch (hoge zuurgraad) en Traminer Variant ( aroma). De druif doet het goed in koelere zones en is bestand tegen lagere temperaturen. Leisteen in combinatie met een goede drainage in een perfekte combinatie. Kristal helder fruit geven smetteloze zuivere wijnen. Hij is tevens geschikt om droge, zoete en schuimwijnen te maken dus een "Spitzenwein"
Aangezien de Aartsbisschop van Trier zowel geestelijk- als wereldgezag had bleef er voor de wijnboeren weinig over als deze order op te volgen.
De tweede helft van de 19e eeuw werd 2/3 van de wijnbouw getroffen door de druifluis en er kwamen ook nog eens twee wereldoorlogen bij. In de 50e jaren heeft men de fout gemaakt om massa productie te maken ten koste van de kwakiteit dat heeft heel veel good- will gekost.
De jonge wijnboerenmet goede opleidingen en stages in het buitenland maken tegenwoordig prachtige wijnen die ruimschoots voldoen aan de huidige standaard. Ze halen weer prachtige prijzen op concoursen in Parijs, Londen, Wenen en Berlijn.